WchJ, 24-12-1973

1.32-28 19-23 2.28x19 14x23 3.37-32 10-14 4.41-37 14-19 5.46-41 5-10 6.35-30 10-14 De als een rage door 's werelds dam-zalen schietende voorbereidingen naar een Roozenburg-opstelling in de nahand worden door de voorzichtige Franse jongeling met deze zet, i.p.v. 20—25, op dood spoor gezet. Voor pittige Rob echter geen desillusie, maar wel een prikkeling om op andere wijze actief te worden. 7.30-25 17-22 8.31-26 Dit roept a.h.w. om bezetting van veld 27. Maar dat is de Fransman te link. 12-17 9.40-35 7-12 10.44-40 1-7 11.33-29 22-28 12.34-30
[ die dreiging met 12.38-33 17-21 13.33x22 18x38 14.26x17 12x21 15.29x18 13x22 16.43x32 durft de zwartspeler wel aan. ]
12...23x34 13.32x23 19x28
[ durft de zwartspeler wel aan. 13...18x29 verloren gaat. 14.30-24 19x30 15.35x33 12-18 16.40x29 ]
14.40x29

Leuk moment, want nu wordt de bedrieger duidelijk zelf bedrogen. 18-23
[ De twee om drie met 28—33 en 17—21 is nu verlengd met een verliezende naslag. 14...28-33 15.39x28 17-21 16.26x17 11x24 17.30x10 9-14 18.10x19 13x24 19.25x14 4-9 ]
15.29x18 12x23 16.37-31 7-12 17.41-37 14-19 18.25x14 9x20 19.50-44 4-9 20.38-32 2-7 21.42-38 12-18 22.30-25 7-12 23.25x14 9x20
[ Hoewel reeds Van Speyck doceerde; „Liever de lucht in!”, zou een retirade met 23...19x10 hier wat meer levensruimte hebben gelaten. ]
24.48-42 19-24 25.44-40 24-29 Dat komt ervan, wanneer je eenmaal een dapper strijder bent geweest. 26.39-34 3-9 27.43-39 9-14 28.31-27 Na alles in slagorde te hebben gesteld, komt Clerc nu met zijn eindoffensief. Weest gerust. zwart zal snel sneven en humaan uit zijn lijden worden verlost. 17-21 Dit moet wel, want er dreigt 27—22 met schijfwinst
[ terwijl op 28...17-22 volgt 29.35-30 22x31 30.36x27 en de dreigingen zijn niet van de lucht voor zwart. Op elke zet volgt nu schijfwinst voor wit, omdat de enig speelbare zet 20-25 niet gaat wegens de klapper rond 31.39-33 28x39 32.34x43 25x34 33.27-22 18x27 34.32x21 16x27 35.38-33 29x38 36.40x20 15x24 37.43x21 met 2 schijven winst voor wit. ]
29.26x17 11x31 30.36x27 14-19 31.34-30 Een grootmeesterzet. die het pure talent verraadt. Te meer, omdat zowel 29—33 als 29—34 aan wit een gemakkelijk winnend eindspel laat en bovendien zwart nog in een opgezette val kan trappen. Toch had zwart zich met 29—34 en dan direct slaan naar 25 kunnen staande houden. Maar dat doet niets af aan de durf, waarmede wit hier opereert. 20-25 32.39-33 28x39
[ Gedwongen, want op 32...25x34 volgt geestig 33.33x24 19x30 34.40x29 23x34 35.32x23 18x29 36.35x33 met schijfwinst. ]
33.30-24 29x20 34.27-22 18x27 35.32x21 16x27 36.35-30 25x34 37.40x9 20-25 38.38-32 27x38 39.42x44 en na zoveel geweld gaf de Fransman zich deemoedig gewonnen. De rol van dappere strijder lag hem beslist niet zo goed. JAN METZ
2-0